Waarom de loonkloof nog altijd (on)zichtbaar gaapt
De loonkloof tussen mannen en vrouwen in België is nog slechts een loonkier. Dat is toch wat de officiële statistiek doet geloven. Juist die ‘objectieve’ cijfers houden een risico in dat reële discriminatie wordt weggewuifd. “Op de een of andere manier moeten we de onzichtbare mechanismen en genderstereotypen zien te doorbreken.”
Amper 0,7 procent bedraagt het verschil in uurloon van Belgische mannen en vrouwen volgens cijfers van Eurostat. Daarmee presteert ons land bij de besten van de klas in Europa. Enkel Luxemburg, waar een vrouw meer verdient dan een man, doet beter. “Het is vooral van belang wat er áchter die statistiek zit”, betoogt professor organisatiegedrag Kim De Meulenaere (Universiteit Antwerpen).
In het algemeen geven de cijfers een bemoedigend beeld, start prof. De Meulenaere haar verhaal positief. De loonkloof neemt af en werkgevers leveren heel wat inspanningen om gelijk werk gelijk te verlonen. “De cijfers tonen echter niet het hele probleem”, legt de onderzoeker uit. “De berekening gebeurt meestal op basis van het bruto uurloon. De realiteit is echter dat vrouwen veel vaker dan mannen deeltijds werken. Als je het loonbriefje op het eind van de maand bekijkt, dan verdienen vrouwen bijna 5 procent minder. In de privésector bedraagt het verschil zelfs tot 20 procent. Een vrouw moet gemiddeld dus 3 tot 4 maanden langer werken om hetzelfde te verdienen als haar mannelijke collega.”
Gelijk loon voor gelijk werk
Deeltijds werk is de belangrijkste verklaring voor de loonkloof, bevestigt Véronique De Baets, woordvoerder van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. “Bijna 4 op de 10 vrouwelijke werknemers werkt deeltijds vergeleken met 1 op de 10 mannelijke werknemers. Voor vrouwen is de balans tussen gezin en werk de eerste reden om deeltijds te werken. Mannen werken dan weer deeltijds omdat ze hun job willen combineren met een andere baan of opleiding. Zij bouwen dus verder aan hun carrière en ontwikkeling, terwijl een deeltijdse job voor vrouwen vooral een professionele stap terug betekent.”
Van zodra er kinderen zijn nemen vrouwen in een relatie met kinderen systematisch de rol van verzorger op zich. Gemiddeld genomen besteden vrouwen ongeveer 1,5 uur meer tijd aan huishoudelijk werk en de zorg voor kinderen. Mannen zijn dan weer 1,5 uur langer (betaald) aan het werk. “Zonder kinderen verdienen vrouwen 7% meer dan mannen, wat steek houdt gezien hun gemiddeld hogere opleidingsniveau”, verduidelijkt Véronique De Baets. “Maar na de geboorte van een kind daalt het werkgelegenheidspercentage van vrouwen. Vanaf de leeftijdscategorie van 35 tot 44 jaar neigt het loon van vrouwen naar stagnatie, terwijl dat van mannen vrij gelijkmatig stijgt. Op pensioensleeftijd is de impact van de loonkloof het grootst. Het pensioen van vrouwen ligt gemiddeld 23% lager dan dat van mannen.”

Het pensioen van vrouwen ligt gemiddeld 23% lager dan dat van mannen.
Glazen muur en plafond
Vaak wordt de vrije keuze van vrouwen aangehaald als argument in het loondebat. Maar de loonkloof weerspiegelt diepgewortelde ongelijkheden, die in grote mate het gevolg zijn van socialisering en genderstereotypen, stelt Véronique De Baets. “Het fenomeen van de glazen muur verwijst naar het feit dat vrouwen vaak oververtegenwoordigd zijn in sectoren en beroepen waar er minder hoge lonen worden betaald. Dat is niet toevallig: ‘vrouwenwerk’ wordt historisch geassocieerd met ‘zacht’, economisch minder belangrijk én dus ook minder verloond werk.”
Vrouwen worden bovendien minder vaak meegenomen in beslissingen voor promotie of salarisverhoging. Dat geldt ook voor fulltime werkende vrouwen, tekent prof. Kim De Meulenaere aan. “Uit onderzoek blijkt dat vrouwen anders geëvalueerd worden dan mannen. Vrouwen worden beoordeeld op hun geleverde prestaties, mannen op hun potentieel.” Zelfs als Frank het voorbije jaar dus vaker afwezig was dan Linda of minder werk verzette, zal zijn promotie daar niet per se van afhangen. Een vrouw die deeltijds werkt of zwangerschapsverlof neemt, wordt daar wel indirect op afgerekend. “Al die factoren samen hebben hun effect op de boardrooms: vrouwen zijn nog altijd zwaar ondervertegenwoordigd in het topmanagement. Voor leden van minderheidsgroepen, zoals vrouwen van kleur, valt het glazen plafond nog moeilijker
te doorbreken.”
Mechanismen doorbreken
Vrouwen zijn helaas ook niet altijd elkaars grootste promotor, maakt prof. De Meulenaere een kanttekening. “Vrouwen in topfuncties zijn niet altijd geneigd om seksegenoten in een lagere positie te helpen. Ze blijken juist extra streng voor andere vrouwen.” Het zogenaamde Queen Bee effect is overigens geen bewijs van bitchy vrouwelijk gedrag, maar een normale sociale reflex van groepen die ongelijkheden ervaren. Van dit soort processen zijn we onszelf vaak niet bewust, bevestigt de onderzoeker. De oplossing voor de loonkloof zit dan ook grotendeels in bewustwording. “Op de een of andere manier moeten we de onzichtbare mechanismen en genderstereotypen zien te doorbreken. Gelijke evaluaties en aanwervingen zijn alvast een begin, net als meer meisjes in STEM-richtingen en meer stages voor mannen in ‘zorgende’ beroepen.”
Meer gelijkheid op de werkvloer begint thuis, voegt Véronique
De Baets toe. “Het Instituut pleit voor een beleid dat vaders aanmoedigt om zowel hun geboorteverlof als hun ouderschapsverlof op te nemen. Uit onderzoek van de ULB blijkt immers dat vrouwen van wie de partner geboorteverlof heeft opgenomen, in de komende jaren minder kans hebben om gezondheidsproblemen te ontwikkelen. Daarnaast dringen we aan op voldoende toegankelijke en kwalitatieve kinderopvangmogelijkheden.
Ook de aanname van de Europese richtlijn rond loontransparantie is een belangrijke stap om loondiscriminatie tegen te gaan en gelijkheid op de arbeidsmarkt te bevorderen.”
En van groot belang: geef de juiste cijfers, besluit Kim De Meulenaere. “Met vertekende cijfers hou je de loonkloof uit het prioriteitenlijstje van beleidsmakers. Nochtans is de potentiële winst groot: minder armoede, een verlichting van de lasten van de zorgstaat en een toename met 0,1% van het bruto binnenlands product bij elke 1% dichting van de loonkloof.” ☉