Industrie

De Europese groene groei

april 7, 2025
door Lieven Desmet

De Clean Industrial Deal omvat een reeks maatregelen die gericht zijn op het stimuleren van groene groei en het versterken van de concurrentiepositie van de Europese industrie. Deze deal komt op een cruciaal moment, want zoals Koen De Leus, Chief Economist – Economic Research bij BNP Paribas Fortis, waarschuwt: “Europa is een vergrijzende gemeenschap, en dreigt een museum te worden als we niet ingrijpen”.

Energiekost verminderen

Europa wil de afhankelijkheid van dure gasimport verminderen door investeringen in groene energie en infrastructuur te versnellen. De Europese Commissie streeft ernaar de energiekosten voor bedrijven en gezinnen te verlagen met 45 miljard euro in 2024, oplopend tot 260 miljard euro in 2040. Daarnaast wordt 100 miljard euro vrijgemaakt om cleantechbedrijven te ondersteunen en de vraag naar duurzame producten te stimuleren. Het zogenoemde Omnibus-pakket moet de administratieve lasten voor bedrijven met een kwart verminderen, wat een besparing van 40 miljard euro zou opleveren. Tegelijkertijd wordt de zorgplichtwet, die bedrijven verplicht om de duurzaamheid en mensenrechten in hun waardeketen te controleren, versoepeld. Ook wordt de koolstoftaks aan de grens (Carbon Border Adjustment Mechanism of CBAM) bijgesteld, waardoor de meeste bedrijven die minder dan 50 ton CO2 per jaar invoeren, buiten schot blijven.

“Het plan bevat eigenlijk de voornaamste hoofdpunten van het rapport dat Mario Draghi opstelde. Met een focus op energie en industrie en de competitiviteit van Europa,” legt De Leus uit. Een belangrijk aspect van de deal is het verminderen van de afhankelijkheid van dure gasimport door investeringen in groene energie en infrastructuur te versnellen. De Leus ziet hier duidelijke voordelen: “Met de investeringen in energie infrastructuur en het centraliseren van de aankoop van aardgas en LNG vergroten we de slagkracht. In plaats dat elke lidstaat individueel onderhandelingen voert, creëer je een eengemaakte marktspeler met een zekere power. Daardoor kan je wegen op de prijsonderhandelingen en ben je minder afhankelijk van de grillen van de markt, wat dan weer zorgt voor meer zekerheid”.

Europa is een vergrijzende gemeenschap, en dreigt een museum te worden als we niet ingrijpen.

— Koen De Leus • Chief Economist - Economic Research bij BNP Paribas Fortis

Interconnectiviteit

Ook de infrastructuur in interconnectiviteit zal de elektriciteitsprijs doen dalen. “Vandaag is het niet simpel om de Spaanse zon tot in Noorwegen te krijgen en de Scandinavische wind tot bij de Spanjaarden. Door dat aan te pakken geef je daar ook een boost”.

Een ander belangrijk element van de deal is de oprichting van het Eurofonds. De Leus ziet dit als een positieve ontwikkeling: “De oprichting van het Eurofonds moet helpen om onze kennis in clean industrie te beschermen en verder te ontplooien. Europa schudt hier een beetje zijn naïviteit van zich af. Het is dansen op een slappe koord en het evenwicht tussen protectionisme en een open markt is soms moeilijk, maar in het verleden hebben ons teveel de kaas van het brood laten eten.”

Het zogenoemde Omnibus-pakket moet de administratieve lasten voor bedrijven aanzienlijk verminderen. De Leus ziet dit als een positieve stap, maar waarschuwt ook: “De regeldrift van Europa is genoegzaam bekend. Het is positief dat men de administratieve overlast wil aanpakken en overbodige regeltjes gaat schrappen. Tegelijk moeten we wel opletten dat er dan geen regionale regels in de plaats komen, waardoor we onze eengemaakte markt niet opnieuw teveel gaan versnipperen.”

Pragmatisme

Interessant genoeg blijkt uit de Bedrijfsbarometer van consultant BDO, een bevraging van 432 Belgische bedrijfsleiders, dat een derde de versoepeling van de Europese ESG-richtlijnen niet noodzakelijk vond. Zij zagen de strikte regelgeving rond duurzaamheid juist als een opportuniteit die (ook kleinere) bedrijven inspireert om duurzamer en transparanter te werken. Ignace Robberechts, partner ESG Advisory bij BDO Belgium, merkt op dat velen hun ESG-trajecten willen blijven voortzetten omdat ze geloven dat dit een concurrentieel voordeel oplevert. Hij voegt eraan toe dat een pragmatischere aanpak mogelijk is: “In plaats van op de E (Environmental), de S (Social) en de G (Gouvernance) tegelijk in te zetten, willen bedrijven er nu eerder één of twee focuspunten uitpikken om eerst in te investeren en van daaruit verder te werken. En in plaats van een verplicht rapport van meer dan 100 pagina’s, maken we nu bijvoorbeeld een eenvoudiger rapport met enkel de highlights dat evengoed alle duurzaamheidsinspanningen en -investeringen van het bedrijf weergeeft.”

Vorig artikel