Technostress: hoe moderne technologie de werkvloer onder druk zet
In onze hyper-verbonden wereld zijn technologieën zoals smartphones, AI en projectmanagementtools onmisbaar geworden op de werkvloer. Ze bieden in veel gevallen meer efficiëntie en flexibiliteit, maar toch komen ze niet zonder risico’s.
We maken dagelijks gebruik van handige tools op de werkvloer, die ons leven een heel stuk makkelijker maken. Denk bijvoorbeeld aan AI-systemen die helpen bij het beheren van e-mails of eenvoudige administratieve taken. Maar ook video-meetings, cloud-oplossingen en projectmanagementtools laten het toe om meer flexibiliteit in te bouwen op de werkvloer, zonder de connectie met je collega’s te verliezen. “En toch zijn dit op zich geen technostressoren”, zo verklaart Katelijn Nijsmans, CEO van HOW’S WORK?. “De reden dat deze technologieën een negatieve impact hebben, is omdat er een sterker beroep wordt gedaan op de mentale vermogens van werknemers dan vroeger het geval was. Dat wordt voor een deel veroorzaakt door de aard van de technologie die we tegenwoordig gebruiken, maar vooral ook doordat het werk tegenwoordig anders georganiseerd is. Smartphones en laptops maken het mogelijk om altijd en overal verbonden te blijven met het werk. Dit kan ertoe leiden dat werknemers zich verplicht voelen om buiten de werktijd werk gerelateerde taken uit te voeren, wat resulteert in een verlengde werkdag en gebrek aan herstel. Die continue beschikbaarheid, of de stress om niet te voldoen aan bepaalde verwachtingen rond bereikbaarheid, kan leiden tot stress.”
Onzekerheid
IDEWE, een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, deed een grootschalig onderzoek naar technostress op de werkvloer, en deelt deze op in vijf onderdelen: techno-onzekerheid, techno-complexiteit, techno-overlading, techno-invasie e techno-onveiligheid. “Maar de meest ervaren vorm voor medewerkers is techno-onzekerheid”, beaamt Rosanne Volckaert, preventieadviseur psychosociale aspecten bij IDEWE. “Dit is het gevoel van onzekerheid over het werk en de rollen door voortdurende technologische veranderingen. Maar liefst 21,6% van de respondenten geeft aan dit te ervaren, en we zien dat dit een stuk hoger ligt bij 55-plussers (27,1%) dan bij de 35 tot 44-jarigen (13,2%).” Opvallend is eveneens dat mensen met een ICT-achtergrond of -werkervaring deze stressor niet meer of minder ervaren, dan mensen zonder.
Het is belangrijk om zowel psychologisch als emotioneel te deconnecteren.
Bewustwording
Als werkgever zal het nodig zijn om in de toekomst rekening te houden met de impact van technostress. “Alles begint bij het bewustzijn van de welzijnsimpact van nieuwe technologieën”, zo gaat Rosanne Volckaert verder. “Je moet stilstaan bij de digitale strategie van de organisatie, en of de technologie die je binnenlaat wenselijk is. Als het doel bewezen is, moet je vervolgens open communiceren en inzetten op werknemersparticipatie in alle fases van het veranderingsproces.”
Dat bevestigt ook Katelijn Nijsmans: “We kunnen best zowel collectief als individueel actie ondernemen. Werkgevers kunnen bijvoorbeeld duidelijke afspraken maken over (flexibele) werkuren, opleidingen aanbieden die werknemers helpen een gezonde werk-privébalans te behouden of het aantal communicatiekanalen beperken. Maar ook individueel moet je sneller actie ondernemen als je een hoger stressniveau ervaart. Denk aan je mails niet meer checken voor je naar bed gaat, je social media gebruik beperken of je computer op het einde van de dag volledig afsluiten. Het is dus belangrijk om zowel psychologisch (je to-do-knop uitschakelen en je engageren in herstel) als emotioneel (niet meer piekeren over wat gezegd geweest is op het werk) te deconnecteren.”
Balans
Het is niet mogelijk om vooraf te bepalen welke technologieën specifiek voor stress zullen zorgen. Verschillende factoren kunnen een impact hebben: de implementatie, de werknemersparticipatie, de timing, vaardigheden zoals de digitale geletterdheid van werknemers, stressgevoeligheid van individuen en teams, de organisatiecultuur,… Net daarom is het belangrijk een goede balans te vinden, maar vooral ook de juiste handvaten aan te reiken om hiermee om te gaan. Enkel zo kan hyperconnectiviteit niet de overhand nemen.