Nog te weinig oog voor diversiteit in de geestelijke gezondheidszorg
Een depressie, angstaanval of stress: welke etnische, culturele of religieuze achtergrond mensen ook hebben, de problemen waarmee ze kampen, zijn vaak hetzelfde. Maar de beleving en verwerking zijn dat niet. Toch zijn nog veel hulpverleners daar blind voor. Werkt onze mentale gezondheidszorg nog te veel vanuit een westerse, witte visie?
Onze samenleving is behoorlijk divers, maar onze blik erop is dat niet altijd. Ook niet in de geestelijke gezondheidszorg. “Toen ik een Afghaanse jongen vroeg hoe ze in zijn omgeving omgaan met de puberteit, kaatste hij terug: we maken daar vijf minuten tijd voor”, vertelt Chris Noorduin die werkt als psychotherapeut in het Vluchtelingenteam van CGG VBO Leuven. “Het was al grappend gezegd, maar het toont wel aan hoe anders we in verschillende culturen naar zulke levensperiodes kijken: in Afghanistan is een zestienjarige een man die moet gaan werken, hier is het een schoolgaand kind dat nog mag puberen. Ons leven is, van geboorte tot overlijden, cultureel bepaald. We denken allemaal anders over opvoeding, ouderenzorg, rouw, … maar de geestelijke gezondheidszorg is nog heel zoekende in hoe ze daarmee moet omgaan.”
Culturele bescheidenheid
Vlaams onderzoek toonde al aan dat een patiënt met depressie-klachten minder vaak wordt doorgestuurd naar een psycholoog of psychiater als het om een persoon met een andere culturele achtergrond gaat, ook de depressieve gevoelens worden dan als minder erg beschouwd. “Het valt op dat mensen met diverse roots ondervertegenwoordigd zijn in de geestelijke gezondheidszorg, hoewel zij zich gemiddeld genomen in meer kwetsbare posities bevinden en daardoor een groter risico hebben op psychische moeilijkheden”, aldus Noorduin.
Experts zien daar een aantal oorzaken voor. Een ervan is de taalbarrière, maar minstens even bepalend is de Westerse aanpak. “Denk aan de scheiding tussen lichaam en geest: wij mogen het mentale dan los zien van het lichamelijke, dat is niet bij iedereen zo. Hetzelfde geldt voor onze individualistische aanpak. Die is minder logisch voor collectivistische culturen, omdat hun ervaringen sterk gelinkt zijn aan wat hun gemeenschap meemaakt en hoe die daar mee omgaat. Het doet me denken dat we misschien meer ‘gemeenschapsgerichte’ therapieën moeten ontwikkelen.”
Zorgverleners zijn zich er vaak niet van bewust dat hun eigen aannames doorsijpelen in hun aanpak, merkt Ama Kissi, klinisch psycholoog en doctor in de psychologie aan de Universiteit Gent. “Het basisidee van mentale zorgverlening is dat je rekening houdt met alle facetten van de persoon die tegenover je zit. Dat gebeurt ook in heel wat praktijken. Alleen kijkt iedereen met z’n eigen bril naar al die facetten. En net daardoor blijven we blind. We hebben nood aan een culturele lens, waardoor we alle unieke aspecten van onze patiënt kunnen zien.”
Ook Chris Noorduin pleit voor, zoals hij het noemt, cultural humility: “Denk even terug aan die zestienjarige Afghaanse jongen: hij leeft hier en heeft recht op onderwijs, maar we gaan hem toch ook zijn volwassen ziel niet afnemen? Laten we dus ‘cultureel bescheiden’ zijn en begrip tonen voor hoe patiënten hun situatie definiëren en ruimte maken voor andere inzichten en werkwijzen.”
“Zo’n diversiteitssensitieve aanpak is een belangrijke eerste stap, maar dan zijn we er nog niet”, horen we bij dr. Kissi. “We hebben ook nood aan een ander systeem. Eén waarin diversiteit erkend wordt, waarin de hulpvrager zelf als dé expert wordt gezien – want wie weet beter wat er zich binnen en rondom hem afspeelt? – en waarin ook de kracht van de gemeenschap wordt omarmd.”
Nood aan opleiding
Onze diverse samenleving heeft dus een net zo diverse geestelijke gezondheidszorg nodig, maar de huidige kennis en methoden volgen vaak nog niet. “Dat start al met de theoretische kaders waarin maar weinig ruimte is voor sociale en culturele invloeden, of met alle studies die overwegend werden uitgevoerd op Westerse, witte mannen. Hierdoor sluit de aangereikte kennis niet altijd aan bij de diverse realiteit op de werkvloer”, legt dr. Kissi de vinger op de wonde.
Chris Noorduin en zijn collega’s voelden die afstand ook en werkten daarom vanuit CGG VBO, in samenwerking met KU Leuven en UPC Kortenberg, een permanente vorming in transculturele geestelijke gezondheidszorg uit. “We werken onder meer rond taal, cultuur, migratie en religie in relatie tot geestelijke gezondheidszorg, en reiken hulpverleners zo handvatten aan om aan cultuursensitieve zorg te doen.” Ama Kissi, sinds kort ook zelf docent aan de Arteveldehogeschool, is alvast te vinden voor een verplichte leerlijn rond dit thema: ”Er moet geoefend worden op het omarmen van superdiversiteit en je moet je leren openstellen voor andere modellen en verklaringen. Dat vereist dan wel levenslang leren, aangezien onze wereld, en alle culturen en mensen erin, voortdurend in verandering is.”
De uitdaging voor de mentale gezondheidszorg wordt dus ‘positief leren omgaan met diversiteit’. Chris Noorduin: “We kunnen het probleem bij mensen met een migratiegeschiedenis blijven leggen, maar dat doen we al generaties lang. De echte oplossing is volgens mij een sector die superdiversiteit in zijn aanpak integreert.”
Ama Kissi toont zich alvast hoopvol: “Er is meer aandacht voor diversiteit, mijn patiëntenbestand is vandaag diverser dan vijf jaar geleden, er zijn docenten en onderzoekers van kleur, … Dat draagt allemaal bij tot het ontstaan van een nieuwe ‘norm’. We mogen – neen, moeten – dus durven dromen van een nieuwe realiteit.”